Selecteer een pagina

Joke Hermsen: “We verschillen van elkaar, thank God!”

De grote steden van Nederland zijn veranderd in een superdiverse samenleving. Mensen van verschillende etnische, culturele en religieuze achtergronden leven en werken samen. Welk gereedschap bieden filosofen ons om met al deze verschillen om te gaan? Eerder verschenen op Nieuwwij interviews met Henk Oosterling en Marli HuijerDeze keer een gesprek met Joke Hermsen, filosofe en auteur van Stil de tijd en Kairos.

Door: Mariska Jansen

U bent vandaag in uw schrijfatelier in Bergen, aan de rand van een prachtig bos, vlakbij zee. Kunt u hier beter werken dan thuis?
“Ja,  ik beeld me in dat ik hier ver van het rumoer van de wereld zit. Hier is geen post, geen administratie. Alles staat ten dienste van schrijven. De kunst aan de muur – Bergense school, een belangrijke kunststroming uit het begin van de vorige eeuw – de boeken en het cultuurlandschap van Bergen.”

U maakt onderscheid tussen chronologische tijd, Chronos, en innerlijke tijd, Kairos. Wat is het belang van beide tijden voor ons welbevinden?
“Plato en Socrates maakten dat onderscheid al, gebaseerd op de Griekse mythologie. Chronos staat als vadertje tijd hoog in de godenhiërarchie. Meestal afgebeeld als een man met een lange baard en een zandloper in zijn hand. Hij symboliseert de tijd die je objectief kunt meten. De lineaire opeenvolging van momenten waar wij zelf eind negentiende eeuw de universele Greenwich-tijd van gemaakt hebben. Die kloktijd is nodig om treinen te laten rijden, zaken te doen, afspraken te maken. Het is de portie tijd die we hebben. Zodra we geboren worden begint het aftellen.
De Kairos-tijd staat daar haaks op. Kairos is de jonge gespierde godheid die het denken en de verbeelding vleugels geeft en de liefde inspireert. Hij heeft een weegschaal in zijn hand. Bij hem gaat het om heel zorgvuldig wikken en wegen, rust nemen, bezinning, intuïtie. Hij is de god van het juiste ogenblik, van de ware tijd.
Sinds Chronos verbonden is met de economie zorgt hij voor nogal wat onrust. De kloktijd laat ons steeds harder werken. We hebben voortdurend het gevoel dat we te weinig tijd hebben. Kijk maar hoe Chronos de zorg regeert. Hippocrates, de eerste Griekse arts die voor ons zijn bevindingen opschreef, zei dat eigenlijk geen enkele medicus een ingreep buiten Kairos om zou mogen doen. In de medische verhoudingen is rust, concentratie, empathie en mededogen nodig. En wat doen we? We meten de zorg voornamelijk in kloktijd. Tien minuten voor een gesprekje met de huisarts, twee minuten voor de zorgmedewerker om een steunkous aan te doen, enzovoort.
Kairos, dat is de innerlijke tijd die je ervaart als je even een pas op de plaats maakt. Tijdens dat wachten, attendre, kun je pas de juiste aandacht opbrengen, attention. Tot rust komen, schole in het Grieks, was volgens Plato dan ook de voorwaarde om iets nieuws te kunnen leren. Ons woord school komt daar vandaan.
Tegenwoordig zijn de meeste scholen of universiteiten niet bepaald een plek waar je tot rust komt, mag afwachten, dagdromen, mijmeren, je verbeelding aanspreken of de lesstof heel zorgvuldig in ogenschouw mag nemen. Leerlingen en studenten worden van toets naar toets en van tentamen naar tentamen gejaagd, met zelfs als mogelijke sanctie de langstudeerboete.
De meeste mensen die belangrijke uitvindingen hebben gedaan, deden dat niet als ze keihard aan het werk waren. Dat Eureka-moment kwam meestal terloops, als ze net een ommetje gingen maken, of meer creatief en minder doelgericht naar een oplossing zochten. Kairos-tijd is overigens niet alleen gunstig voor je creativiteit. Het brengt je ook dichter bij jezelf, omdat je je aandacht als het ware naar binnen richt, naar de bron van je eigen verbeeldingskracht.
Als je alleen maar in Chronos-tijd leeft, raak je van je innerlijk vervreemd, stelde de Franse filosoof Henri Bergson. De mens is een tweestemmig wezen, zowel buitenkant als binnenkant, materie en ziel, ego en zelf, wat en wie. Als je geen tijd meer neemt voor Kairos, dan sluit je je van dit innerlijke zelf af. Dan ga je alleen nog op de buitenkant vertrouwen. Die wil je dan verstevigen met nog meer geld, status, bezit en plastische chirurgie. Als we dat op grote schaal doen, raakt ook de samenleving ontzield en komen we in een tamelijk kille, egocentrische en onttoverde wereld terecht, waar vooral het recht van de sterkste of rijkste geldt.”

In uw woonplaats Amsterdam is al geen autochtone meerderheid meer. Dus u leeft te midden van diversiteit. Hoe heeft dat uw denken beïnvloed?
“De belangrijkste denker voor mij op dit punt is Hannah Arendt, een joodse filosofe van Duitse origine. Ze vluchtte voor de nazi’s naar Amerika. Ze wilde de mensheid een aantal begrippen geven die ervoor kunnen zorgen dat we niet opnieuw in totalitaire tijden belanden. Het eerste begrip is nataliteit, geboortelijkheid. Een mens kan steeds opnieuw beginnen. Hoe moeilijk de omstandigheden ook zijn, je moet de moed niet verliezen.
Telkens als je iets nieuws begint, word je opnieuw geboren. Als je een nieuwe liefde ontmoet, een nieuwe werkkring krijgt, een nieuw initiatief ontplooit. Uit die voorwaarde van nataliteit, de meest kenmerkende conditie van de mens, ontstaat een ander begrip: pluraliteit.
Pluraliteit betekent: de mens bestaat niet, er zijn alleen mensen in meervoud. We verschillen van elkaar, thank God! De geüniformeerde massamens is altijd het ideaal geweest van totalitaire regimes. Diversiteit is noodzakelijk om een samenleving democratisch en vitaal te houden.”

Wat mist u in het maatschappelijk debat over samenleven?
“We zien het grote belang van pluraliteit steeds minder in. We vinden diversiteit bedreigend, in plaats van noodzakelijk voor een gezonde samenleving.
Als we allemaal dezelfde massamens worden, verliezen we de mogelijkheid om te laten zien wíe we zijn. Dan worden we allemaal tot dezelfde ‘wat-heid’ gereduceerd. Dat ‘wat’ is je paspoort. Alle antwoorden op de vraag ‘wat ben ik’. In mijn geval is dat vrouw, schrijfster, filosofe, moeder van twee kinderen, Nederlands-hervormd opgevoed. Maar daarmee zeg ik nog helemaal niet wie ik ben.
Wie ik ben heeft veel meer met het zelf, het innerlijk, te maken en, heel belangrijk, met een hoogst persoonlijke interpretatie van dat paspoort. Wie je bent, laat je zien in je handelingen, interesses, hartstochten en verhoudingen tot mensen.
In een totalitair regime is geen vrijheid om je paspoort op eigen wijze te lezen of te interpreteren. In Nazi-Duitsland was je Arisch of Joods. Op grond van die wat-heid werd je geaccepteerd of gediskwalificeerd. Op dat moment gaan pluraliteit en democratie teloor. En alles wat de mens tot mens maakt: geboortelijkheid, creativiteit, vrijheid en spontaniteit. Dan ontmenselijkt de samenleving.
Ik vind dat deze politiek filosofische interpretatie van wie de mens is, nauwelijks wordt opgepakt. Ik vind dat de discussie over multiculturaliteit en diversiteit vaak met veel scepsis en ironie wordt bejegend, of erger nog, met cynisme of agressie. Terwijl deze juist voor de broodnodige pluraliteit in een samenleving zorgt. Dus daar is echt fundamenteel iets misgegaan. We zijn nogal in het defensief gekropen. We voelen ons belaagd. De vraag is natuurlijk of dat terecht is en wat we eraan kunnen doen.”

Hoe leven we samen in superdiversiteit?
“Veel problemen rondom integratie en multiculturalisme kun je volgens mij beantwoorden met onderwijs. Ik woon in de Baarsjes een wijk in Amsterdam. Daar was ik jarenlang vrijwilliger bij de ‘denktank sociale cohesie’. We probeerden in onze wijk waar we te veel langs elkaar heen leefden sociale samenhang te bevorderen.
Ik nam onderwijs onder mijn hoede, want ik zag dat kinderen van allochtone afkomst met een mooie citoscore zelden een gymnasiumadvies kregen. Ze gingen naar een op zich hopelijk best goede school maar wel louter door allochtone kinderen bezocht, ergens in Amsterdam-west. Dat bevordert de integratie dus niet.
Er spelen meerdere factoren in deze kwestie. Een, de categoriale gymnasia werven niet actief. Ze nemen een vrij arrogante  positie in, men komt wel naar ons. Eventjes wel op onze uitnodiging, maar daarna hebben ze het weer laten sloffen. Twee, de vooroordelen van de docenten. Drie, de angst van de ouders om hun kinderen naar een witte school te sturen. Een aantal van die beloftevolle kinderen uit de klas van mijn dochter, die op een gemengde school zat, hebben hun middelbare school niet afgemaakt.”

Wat weerhoudt allochtone ouders om hun kind naar een witte school te sturen?
“Ze zijn bang dat hun kinderen niet geaccepteerd worden. Dat ze erop aan gekeken worden door de familie dat ze het te hoog in de bol hebben. Dat ze blijkbaar de kinderen van de buren niet goed genoeg vinden voor hun kind.
Ga maar eens kijken op het Barlaeus en Vossius (twee bekende categoriale gymnasia in Amsterdam), één allochtone leerling per klas, hoog uit. Terwijl dáár worden de vriendschappen gemaakt. Daar worden de kinderen al dan niet geïnspireerd. Daar worden de netwerken opgebouwd die voor de rest van je leven en carrière zo belangrijk zijn. Daar begint de integratie.
Dus wat gebeurt er dan feitelijk? Allochtone kinderen worden op grond van hun wat-heid apart gezet. Op grond van hun etniciteit worden ze naar grote scholengemeenschappen in buitenwijken gestuurd. Op dat moment mislukt de multiculturele samenleving. Dan komen de gevoelens van racisme naar boven, van vernedering, uitzichtloosheid.
Vrijheid moet je verwerven, je krijgt het niet bij je geboorte mee. Vrijheid betekent ook een vrije verhouding ten aanzien van je achterban, je afkomst en je familie verwerven. Vrijheid is ten diepste een eigen invulling of interpretatie mogen geven aan je vrouw-zijn, je moslim-zijn of je allochtoon-zijn. Je hebt vrijheid nodig om te worden wíe je bent, en niet tot een wat-heid, tot een kenmerk op je paspoort, gereduceerd te worden. Onderwijs zou die vrijplaats moeten zijn, waar leerlingen en studenten kunnen ontwikkelen wie ze zijn, waardoor er de voor de democratie zo noodzakelijke pluraliteit ontstaat.
Op scholen hoort diversiteit te zijn. Niet alleen onder de leerlingen, ook in het docentenkorps. Reken maar dat als er op de categoriale gymnasia ook Turkse en Marokkaanse leraren zouden werken, dit onmiddellijk een aanzuigende werking zou hebben. Dat zou zo goed zijn. Dan zouden allochtone ouders ook minder bang zijn hun kinderen naar de scholen in het centrum te sturen.
Ik  begrijp natuurlijk ook de autochtone ouders wel, die het beste onderwijs voor hun kinderen willen. Maar misschien moeten ze ook eens denken, ik wil toch ook dat mijn kinderen in een gezonde samenleving terecht komen straks. En niet in een volstrekt gesegregeerde samenleving, met alle sociale onrust van dien.
Wij, Nederlanders, hebben de immigratiestroom van gastarbeiders in gang gezet, met nota bene als selectiecriterium dat ze ongeschoold waren. Het liefst analfabeet. Dat laatste valt niet te bewijzen, het eerste wel.
Ongeschoolde arbeiders zijn makkelijk werkvee, klaar. Ik vind dat we in die zin voor een deel zelf verantwoordelijk zijn voor de problemen waarmee we nu geconfronteerd worden. We moeten de kinderen van de kinderen van de gastarbeiders die wij hier uitgenodigd hebben van zo goed mogelijk onderwijs voorzien. Dan komt de integratie vanzelf.”

Hoe geef je zo’n nieuw wij vorm? Ziet u het al ontstaan?
“Ik heb zelf een kwart eeuw voor de klas gestaan, ook op multiculturele scholen. Daar heb ik gezien hoe inspirerend pluraliteit kan zijn, voor gesprekken over de wereld en onszelf.
Ik heb een boekje geschreven De windstilte van de ziel, waar ik tijdens filosofie over vertelde. De westerse samenleving is zo in de ban van Chronos, economie,  rendementsdenken en materialisme, dat er grote scepsis ten aanzien van het immateriële en de ziel is ontstaan.
Wat mij zo ontroerde is dat voor heel veel allochtone kinderen die ziel iets vanzelfsprekends was waar ze prachtige formuleringen voor wisten te vinden. Daartoe geprikkeld begonnen de autochtone leerlingen ook na te denken. Zo zag je dat er ondanks de scepsis – een ziel kun je toch niet zien – een discussie ontstond. Daar zag je al de vrucht van hoe belangrijk het is dat je aan elk gesprek over de wereld en de mens verschillende mensen uitnodigt.”

Welke wijsheid wenst u ons toe?
“Er is een mooi citaat van René Char, een Franse dichter en verzetsstrijder in de oorlog. Hij zegt: ‘Bij elk gemeenschappelijk genuttigde maaltijd en gesprekken over de wereld dekken we voor iedereen de tafel en laten een plaats vrij, die stoel blijft leeg, maar zijn plek is gedekt. Op die stoel zit de vrijheid’.”

Mariska Jansen is redacteur van Nieuwwij.nl
Bron: Nieuwwij.nl

Lees het artikel in:

Leestijd: 7 minuten.

Gepubliceerd in:

Op:
Beeld:
Auteur

Mariska Jansen